Het is bijna maandag. Het is mij wel bekend dat dit bijna iedere week het geval is, maar deze maandag is me wel even de maandag der maandagen. Deze maandag is namelijk niet alleen de eerste van de week en van de maand, maar ook van het academische jaar. Deze maandag begin ik met mijn master GRavitation and AstroParticle Physics Amsterdam – een naam die mogelijk grotendeels gekozen is om het koddige acroniem GRAPPA te vormen – waar ik eerder over verteld heb hier. Het is tamelijk spannend allemaal, mede omdat ik 1,75 maal het “normale” aantal vakken heb gekozen (waarom doe ik eigenlijk maar één master?) en dit mij nog wordt bemoeilijkt door mijn rooster waarin nogal wat colleges tegelijkertijd vallen. Gisteren hoorden we bij de introductie dat het echt niet de bedoeling was dat Particle physics I en Open problems in modern astrophysics tegelijkertijd zouden zijn, maar dat er nu niets meer aan te doen is. Wat fijn toch om te weten dat het niet de bedoeling was.
En dan nu een verhaaltje van op het schip.
“De race hebben we bij lange na niet gewonnen, maar dat vinden we allemaal niet meer zo belangrijk. Aangezien er niet meer gezeild wordt, is men vooral bezig met elkaar uitdagen in zelfverzonnen wedstrijdjes in het kader van “the Challenge Game” of met het rondlopen van toegewezen moordwapens in “the Murder Game”. In deze laatste heeft iedereen kaartjes getrokken met een locatie, wapen en natuurlijk een slachtoffer, die vervolgens door aanraking met het wapen op de locatie kan worden vermoord. Ik heb ook maar m’n tanderborstel in mn broek gestoken voor ‘t geval ik Jørgen tegen kom voor de wasmachine.
Maar de meesten aan boord zijn veel fanatieker dan ik; zojuist klom Alexine het want in met een kussen onder haar arm om een moord te plegen. Ik heb vooral genoten van het uitzicht op de Noorse kust en het lezen van m’n boek (Xenocide, het derde deel van de Ender series van Orsor Scott Card, vooral het eerste deel Ender’s Game is zeer aan te raden).
Vanmiddag zijn we aangelegd bij één of ander Noors dorpje waarvan ik ech tniet weet hoe het heet, maar ik heb gehoord dat ze allemaal ongeveer hetzelfde zijn (‘s zomers een paradijsje, ‘s winters een beetje uitgestorven). Van boord stappen was wel even een gek idee, maar ik het goed gebruikt gemaakt van de bewegingsruimte door met mijn Franse vrienden Anaïs, Max en Noëlle te gaan hiken. We vonden een weggetje omhoog en een aardige Noor die ons wees op een “verborgen” meertje, uitermate geschikt om in te zwemmen. Ik zou graag vertellen dat ik er zo in m’n ondergoed in ben gesprongen, maar ik had mijn handdoek niet bij me (als HHGTTG-kenner had ik natuurlijk beter moeten weten). Maar Anaïs en Max zijn er allebei ingedoken, en Noëlle klom in een boom.
Later zijn we nog fijn vreemd-uitziend geld gaan pinnen om fruit te kopen – heb de afgelopen week slechts twee appels en een banaan gegeten (aan fruit dan) – en een lekker ijsje te halen.
Na een uitstekende Deense maaltijd met kennelijk nogal een “Dutch touch” zijn we nu weer op weg naar Frederikstad. Ik zit hier nu lekker op ‘t dek m’n logje te schrijven, uitkijkend op een bijna stille, pastelkleurige oceaan met een volle maan erboven. Heerlijk.”